Wilg

De wilg (Salix alba) in een inheemse boom. Diens naam stamt uit het Germaans en is een broertje van 'welig'. Dat kan wel kloppen want wilgen tieren welig in ons land. Bij een ongestoorde ontwikkeling kan de schietwilg uitgroeien tot een hoge boom en een leeftijd bereiken van meer dan een eeuw. Veel vaker werd de stam tot op een hoogte van een meter of twee afgekapt, waarna op het snijvlak nieuwe takken groeiden. Zo ontstonden de knotwilgen, die eeuwenlang karakteristiek voor het Hollandse polderlandschap waren.

Al in de verre oudheid wist men dat er aan de wilg positieve effecten verbonden waren. Wereldwijd was men het er over eens dat bitter in de mond het hart gezond maakte. De bittere bast en bladeren van de wilg werden in China, het Midden-Oosten en Europa gebruikt om pijntjes en koorts te bestrijden. Zelfs de oude Egyptenaren wisten de kracht van de wilg al te waarderen.
Het was de moderne wetenschap die kon bewijzen dat men het al die tijd bij het rechte eind had gehad. In 1829 slaagde de Franse apotheker Henri Leroux erin om de werkzame stof uit de wilgenbast te isoleren en hij noemde dit zuur salicine naar de wetenschappelijke naam van de wilg, Salix. Het middel bleek soms erger dan de kwaal omdat het wel de koorts kon bedwingen, maar de maag behoorlijke schade kon berokkenen. Aan het eind van de 19de eeuw wist men salicine zodanig aan te passen dat de nadelen waren verdwenen. Een iets aangepaste stof had een nieuwe naam nodig: acetylsalicylzuur. De Duitse chemiereus Bayer dacht dat er wel een markt voor moest zijn en gaf het de merknaam Asperine.

Ze zeggen zelfs dat een asperientje per dag de kans op hart- en vaatziekten zou kunnen verminderen. In onze Beerenburg zitten ook natuurlijke extracten van de wilg. Een dagelijkse slok van deze Friese nationale drank zou daardoor eigenlijk vergoed moeten worden door uw zorgverzekeraar.

No comments:

Post a Comment